In het onderwijs draait het vaak om systemen. Ik denk in oplossingen, dus niet wat moet een kind maar wat kan een kind. Daarbij ga ik uit van wat een kind leuk vindt. Voor een kind dat rekenen verafschuwde maar dol was op koffie rondbrengen, ontwikkelde ik een plan waarbij hij bij iedere persoon die hij koffie bracht een som ging oplossen. Na een tijdje bleek hij in staat om aan de reguliere rekenlessen deel te nemen. Koffie serveerde hij na de rekenles.
De kunst is om andersom te denken. Voor een jongetje met een zeer korte spanningsboog maakte ik een looppad met afbeeldingen van kikkers, zijn favoriete dieren. Zo werd het lopen naar zijn tafel een stuk leuker en het ging nog sneller ook. Mijn eigen negatieve ervaringen op een strenge basisschool vormen nu de brandstof voor mijn strijdlust. In mijn klas werden de ‘domme’ kinderen apart gezet van de ‘slimme’ kinderen. Vreselijk vond ik dat. Geen enkel kind mag het gevoel hebben niet goed genoeg te zijn.
Stempel ‘lastig’ Ik ben gestart als ambulant begeleider van verstandelijk beperkten met psychiatrische aandoeningen. Mijn taak was om structuur en overzicht te bieden in de thuissituatie. Mijn focus verschoof naar de kinderen in deze gezinnen. Ook met een gemiddelde intelligentie staan zij al met tien-nul achter. Agressie is vaak het enige afweermechanisme dat zij kennen en daardoor is de kans op schooluitval groot. Van hun omgeving krijgen ze al snel het stempel ‘lastig’. Deze kinderen lopen een groot risico op blijvende achterstand.
Bij Cello begonnen we, samen met HUB Noord-Brabant, met een onderwijstraject voor deze kinderen. We boden ze een veilige plek. Het draaide om de kinderen en niet om het systeem. Wat begon als een pilot werd voor mij uiteindelijk tien jaar. Een zeer intensieve baan, we hadden te maken met veel agressie en zelfdestructief gedrag. Je moest continu hoog alert zijn. De toegevoegde waarde die wij boden, was vertrouwen. De leerlingen mogen er zijn, ondanks hun gedrag.
‘Niet ieder kind past in een schoolbankje ’
Boodschappen doen Toch veranderde mijn visie door de jaren heen. Niet ieder kind past in een schoolbankje. Natuurlijk is het belangrijk dat een kind een bepaald cognitief niveau heeft. Je moet kunnen rekenen en lezen maar soms is het waardevoller om te leren hoe je boodschappen doet dan om te weten waar de IJssel stroomt. Zelfredzaamheid is ook belangrijk. Ik besloot om als gedragscoach kinderen te gaan begeleiden via mijn eigen praktijk ‘Spelenderwijs wijs’. Die naam komt niet uit de lucht vallen. Ik probeer spelenderwijs kinderen inzicht en handvaten te geven. Daarbij maak ik gebruik van spelmateriaal, bewegend leren en gebruik vaak handpoppen om situaties na te spelen. Een kind dat zich ‘anders’ gedraagt, heeft invloed op het klassemanagement van een leerkracht.
Scholen huren mij in. Ik observeer een kind en onderzoek, samen met de leerkracht, waaraan het behoefte heeft. Het kind heeft de regie en ik pas mijn visie daarop aan. Ouders vinden die manier van werken ook fijn. Mijn uitgangspunt is om een kind in de klas te houden en daar te werken aan bepaald gedrag. Op basis van wat ik zie, ontwikkel ik een aanpak die past binnen de leerlijn. Ik ga niet op de stoel van de leraar zitten maar stuur de leerling en de leerkracht aan wat betreft het gedrag. Als blijkt dat de aanpak niet werkt, stuur ik bij. Met mijn komst zijn de problemen echt niet direct verdwenen. Soms komt het resultaat in kleine stapjes. Een leerling die zijn jas ophangt op de kapstok kan reden zijn om de vlag uit te hangen. Aan het eind van het traject is er een overdracht met een kant-en-klaar pakket zodat de leerkracht het kan overnemen.
Tijdens de PABO-opleiding is er weinig aandacht voor gedragsproblematieken zoals bijvoorbeeld autisme, terwijl leerkrachten er in hun klas wel mee te maken krijgen. Ik coach ook startende leraren en ik merk dat zij ervoor open staan om verder te kijken. Mijn jongste zoon is daar ook goed in. Samen met hem begeleid ik het G-team van hockeyclub MEP. De teamleden maken deel uit van een groep, dragen de outfit van de club en nemen deel aan uitjes en feestjes. Dat ze leren hockeyen, is mooi meegenomen. Het gaat ons erom dat kinderen het clubgevoel ervaren. Ze horen erbij. Daar kan ik zo van genieten.’
Wie is Yvonne?
Talent: Kinderen begeleiden bij hun ‘gedragsproblemen’.
Waar ben je bang voor? Voor alle onrust in de wereld.
Waar word je boos om? Onrecht.
Eet graag? Vet en veel.
Ontspant door? Hardlopen en een lekkere borrelplank.
Mooiste plek waar je ooit bent geweest? Mijn eigen huis met mijn gezin.
Beste jeugdherinnering? Buiten spelen in de buurt.
Mooiste dag? Als het zonnetje maar schijnt!
Favoriete tijdschrift? Psychologie Magazine, een interessant magazine met leuke testjes.
Favoriete aankoop? Mijn groene leren tas die ik onlangs heb gekregen voor mijn verjaardag van mijn moeder en zussen.
Favoriete restaurant? Een gezellig eetcafé.
Als jouw leven wordt verfilmd wie mag dan de hoofdrol spelen? Mijn beste vriendin Yolanda.
Mooiste aan mezelf? Ik heb veel geduld en ik kan heel erg goed valsspelen bij kaartspelletjes.
Tips van Yvonne:
1. Kijk goed naar een kind. Waarom doet een kind iets? Vaak is het onmacht en geen onwil. 2. Er is veel mogelijk, als je de mogelijkheden wilt zien.
Meer weten over Yvonne? Neem gerust contact op via spelenderwijswijs@gmail.com.
Comments